Afb. links: In een advertentie roept de rechtbank de bevolking op de dader van de moordenaar op de schout van de gemeente 't Zandt aan te wijzen tegen 'een premie van driehonderd guldens uit 's Rijks kas.'
In het archief van de voormalige gemeente Stedum ligt een publicatie van de procureur-generaal van het hooggerechtshof in Den Haag waarin hij 300 gulden uitlooft aan degene die de dader kan aanwijzen van de moord op burgemeester Kimm van de gemeente 't Zandt op 13 april 1820. Hij is tevens schout van de gemeente. In de diverse archieven is over deze dramatische gebeurtenis weinig te vinden. De schaarse archiefstukken van de gemeente 't Zandt uit deze periode geven geen uitsluitsel over de toedracht. Alleen in het overlijdensregister zijn sporen van de gebeurtenis terug te vinden.
Op 15 april wordt Kimm ingeschreven in het overlijdensregister. De aangifte wordt gedaan door Elibertus Warmolts, de plaatselijke predikant (die op 9 september 1800 in het huwelijk treedt met Geertje Wibbens uit Zandeweer) en Jan Albertus Cleveringa (circa 1793 - 16 april 1853), landbouwer te Leermens en tevens gemeenteraadslid. De overlijdensakte vermeldt dat Kimm is overleden in het land bij het huis nummer 86 op 't Zandt.
In 't Zandt is het verhaal, zoals dat rond 1930 werd verteld door enige oude inwoners, bij enkelen nog bekend. Dat gaat als volgt:
Hindrik Helperi Kimm (zijn naam wordt in sommige bronnen ook met één m geschreven), landbouwer van beroep, woont op 't Zandt. Kimms landbouwbedrijf van ongeveer 30 ha groot staat in die tijd aan de Omtadaweg (tegenwoordig nr. 4). Ruim de helft van zijn bedrijf ligt ten noorden van het Zandstermaar en om daar te komen beschikt hij over een particuliere til tegenover zijn huis.
Op donderdag 13 april 1820 krijgt Kimm een heftige ruzie met een groep werklieden die bezig is met het hergraven van het maar. Waar de ruzie over gaat is niet meer bekend. Of het een particuliere aangelegenheid is geweest of dat hij er in zijn hoedanigheid als schout bij betrokken is, het is niet meer te achterhalen.
Die avond is Kimm aanwezig bij een raadsvergadering. Het verslag van deze vergadering is in het archief van de gemeente bewaard gebleven. Er staat slechts één punt op de agenda: de benoeming van de uit Appingedam afkomstige H.J. van der Werf tot gemeenteontvanger. Na afloop van de vergadering biedt de veldwachter aan Kimm naar huis te begeleiden. Deze heeft kennelijk vernomen van het conflict met de maargravers en wil het zekere voor het onzekere nemen. Kimm slaat het aanbod af. Hij heeft een best mes bij zich om zich eventueel te kunnen verdedigen en vindt politiebegeleiding niet nodig.
Kimm loopt door de Oosterstraat en over het pad naar het balkje over het maar. Bebouwing is hier in die tijd nog schaars. In het land achter zijn huis wordt hij opgewacht door de maargravers. De ruzie wordt voortgezet en burgemeester Kimm is met het hoofd naar beneden in de moddersloot terechtgekomen. Deze val heeft hij niet overleefd. De volgende ochtend wordt hij gevonden met de benen omhoog. De dader of daders zijn nooit gevonden.
Bij het hergraven van het maar is waarschijnlijk een groot aantal werklieden betrokken en kennelijk is het niet mogelijk uit deze groep de schuldigen aan te wijzen. Veel vragen rond deze moord blijven daardoor onbeantwoord: wat is de oorzaak van het conflict, hebben de maargravers Kimm bewust opgewacht of zijn ze hem toevallig tegengekomen, is het moord met voorbedachte rade geweest of is Kimm belandt min of meer per ongeluk in de moddersloot beland?
In het (voormalige) gemeentehuis van Loppersum wordt nog steeds de sabel van burgemeester Kimm bewaard, een sabel die hij op die noodlottige avond niet bij zich heeft gedragen. Wellicht zou dit verhaal dan heel anders zijn gelopen. Tegenwoordig valt Loppersum onder de gemeente Eemsdelta, samen met Delfzijl en Appingedam.
Bron:
Dit artikel is een bewerking van het artikel met dezelfde naam in 'Het Verhaal van Groningen', door Jeroen Hillenga, met behulp van gegevens van de heer J. Huizenga te 't Zand en mevrouw A.J. Evers-Kalk te Eenrum. |